
Doel van het spel
Beide spelers leiden een team van 5 voetballers (4 spelers en 1 keeper) en worden coach genoemd in deze spelregels. Een wedstrijd duurt normaal gesproken 25 speelbeurten (minuten) voor beide coaches. De bedoeling is dat je meer doelpunten maakt dan je tegenstander.
Startpositie kiezen en de aftrap
De gele coach begint als eerste met het plaatsen van zijn 5 spelers op het veld. Er gelden hiervoor een aantal regels (in aanvulling op de spelbederf regels die verderop worden uitgelegd):
Maximaal 1 speler per vak.
Alleen de keeper start in 1 van de 2 vakken voor zijn eigen doel.
Plaats minstens 1 speler in de eigen middencirkel.
Plaats minstens 1 speler op de eigen helft.
Plaats minstens 1 speler op de helft van de tegenstander.

Na het opstellen van de spelers door beide coaches wordt voor elke coach 1 keer de dobbelsteen gegooid. De coach die het hoogste aantal heeft, mag beginnen. Zijn speler in de middencirkel krijgt de bal en mag de bal spelen met het aantal ogen wat die coach gooide minus het aantal ogen wat de tegenstander gooide. Voor het schieten van de bal zie de uitleg die later volgt. In deze eerste zet mag het startende team niet scoren.

Begin van de speelbeurt
Elke beurt wordt voor de coach de dobbelsteen gegooid. De gegooide worp is zichtbaar onder het speelveld.
Loop (verplicht)
Voor het lopen en schieten (verderop behandeld) zijn de regels precies hetzelfde voor je keeper en je veldspelers. Je loopt met één van je 5 spelers. Loop nu met je speler het aantal ogen van de dobbelsteen (eventueel minder als je de bal raakt). Je mag niet diagonaal lopen (zie de figuur hiernaast) en niet op of door een vak met een speler. Na elke stap mag je van richting veranderen (eventueel dus ook weer terug gaan). Je mag lopen over de vakken buiten de lijnen (en daar ook eindigen, behalve achter de achterlijnen). Je mag niet eindigen op de plek waar je vandaan komt. |  |
 |  |  | De speler hiernaast heeft 2 stappen vooruit gedaan. |
Schiet de bal
Om de bal te schieten, moet je speler het vak met de bal bereiken. Je speler stopt dan in dat vak. Dan schiet je de bal. Je kunt de bal in elke richting schieten (zie de figuur hiernaast), ook in de richting waar je speler vandaag kwam. Je schiet de bal met het ongebruikte aantal ogen van de dobbelsteen plus 1 vak. |  |
 |  |  | De speler hiernaast heeft 2 stappen naar de bal gedaan en heeft daarna nog 2 ogen over voor het schieten van de bal. Je telt dus bij het verplaatsen van de al door, vanaf het aantal ogen waarmee je de bal bereikt. |
De bal volgt de gekozen richting, maar kan eenmaal wijzigen van diagonaal naar recht of andersom, met een 45 graden richtingverandering (een effectbal).
Zie de figuur hiernaast waarbij 3 ogen is gegooid. |  |
Pass de bal via 1 of meerdere spelers
De baan van de bal mag nooit leiden door een vak met een speler van je tegenstander. De bal mag een vak met één van je eigen spelers bereiken. Dan kun je de bal in elke richting doorspelen (inclusief een eventuele nieuwe curve), met het ongebruikte aantal ogen van de dobbelsteen + 1 vak. Dus je telt de vakken voor de bal verder vanaf het getal waarmee de bal je speler bereikt (zie de figuren hieronder). De spelers mogen de bal meer dan één keer per speelbeurt raken.
 |  |  | De speler hiernaast schiet via 2 medespelers de bal naar een andere plek.
Let op: elke extra gebruikte speler brengt de pass één vak verder. |
Einde van de speelbeurt
Wanneer je alle ogen van de dobbelsteen hebt gebruikt (je mag niet een deel gebruiken, behalve wanneer je een doelpunt scoort), is je beurt voorbij. Dan speelt de andere coach zijn speelbeurt enzovoorts. Elke keer als beide coaches een speelbeurt hebben gespeeld, dan is de wedstrijd 1 minuut verder.
GOOOOAAAAALLL!!!!!
Om een doelpunt te scoren, moet het laatste vak voordat de bal de doellijn passeert, één van de twee vakken voor het doel zijn.
 |  |  | Hiernaast wordt er door de rode coach gescored.
Let op: Je hebt hierbij minder dan de 5 ogen (namelijk 4) nodig om te scoren, je kunt trouwens ook direct passen naar de speler direct voor het doel. |
Breng de bal weer in het spel na een doelpunt
De verslagen coach plaatst zijn keeper in één van de twee vakken voor zijn doel. Deze keeper brengt de bal weer in het spel. Zodra je de keeper plaatst voor het doel, krijgt deze de bal en dan pas zie je de het aantal ogen van de dobbelsteen. Deze dobbelsteen wordt (automatisch) opnieuw gegooid, totdat er minstens 2 is gegooid. Let op: zodra je het vak kiest waar de keeper met de bal moet starten, kun je dat niet meer terugnemen.
Einde van de wedstrijd
De wedstrijd eindigt regulier na 25 'minuten' (speelbeurten). Degene met de meeste doelpunten heeft gewonnen. Bij een gelijke stand wordt er verlengd met maximaal 10 'minuten' (geen nieuwe aftrap). Als je scoort in deze verlenging, win je meteen (sudden death). Als niemand meer scoort, dan wint de coach wiens team het laatste doelpunt scoorde (tijdens de reguliere speeltijd van 25 minuten). Als er in de hele wedstrijd inclusief de verlenging niet gescoord is, wint niemand en is het gelijkspel.
Spelbederf regels
De onderstaande regels gelden tijdens de hele wedstrijd:
- Alleen de keeper mag zijn loopactie eindigen in één van de twee vakken voor zijn doel. Als de bal op één van deze vakken ligt, mogen andere spelers de bal daar schieten, maar na de bal te spelen, schuift deze speler één vak richting overzijde. Als dat onmogelijk is, dan schuift deze speler één vak richting de dichtsbijzijnde zijlijn. Als dat ook onmogelijk is, dan schuift deze speler twee vakken richting de andere zijlijn.
- Slechts één van de eigen veldspelers mag in het eigen strafschopgebied staan (de twee vakken voor de twee vakken direct voor de goal).
- Een coach mag een bal niet compleet met zijn spelers (en of de zij- en achterlijnen) insluiten. De bal moet altijd door een speler van beide coaches (van buiten de insluiting) bereikt kunnen worden (niet noodzakelijkerwijs binnen 6 stappen) zonder de vakken buiten de lijnen te gebruiken.
- Je mag de bal niet buiten de lijnen spelen.
Al deze regels worden afgedwongen op Jijbent.nl en als het goed is, kunnen deze zetten niet worden gespeeld.
Strategie
Je kunt met een lage worp een tamelijk grote afstand overbruggen door je spelers zo op te stellen dat je pass via zoveel mogelijk spelers gaat. Hierdoor krijg je telkens een extra actiepunt. Met enkele spelers naast elkaar tussen 2 tegenstanders in, kun je een pass tussen deze spelers blokkeren. Hiermee voorkom je dat je tegenstander de bal ver naar voren kan plaatsen. Het is belangrijk in het spel om je spelers niet te ver uit positie te laten geraken. Dat is vaak nog veel belangrijker dan de bal te pakken. Zorg er, indien mogelijk, ook voor, dat je met een 6 altijd kunt scoren. Ook bijvoorbeeld als de tegenstander zojuist heeft gescoord. Dat kan namelijk precies. Door het juist positioneren van je spelers kun je vaak voorkomen dat de tegenstander kan scoren. Plaats je spelers niet diagonaal bij elkaar vandaan, maar met een zogenaamde paardesprong. Dan is het namelijk veel lastiger te blokkeren door de tegenstander.
(bron: Spelmagazijn.nl)
|
|
|
|